In juni zit ik weer eens bij juf uit groep drie. Ik heb mijn vaste stek. Ik ga altijd op de stoel van mijn kind zitten. Ondanks de tomeloze inzet van Tijs tijdens de les, lukt het maar niet om goed mee te komen. Ze moet opdrachten eindeloos herhalen. De eerste opdracht weet hij nog wel, maar wat ze daarna vertelt is hij meestal kwijt. Het komt vaak voor dat Tijs met een hele andere opgave bezig is dan de bedoeling was. Tijs kan moeilijk zelfstandig werken. Hij wil het liefst dat juf er de hele tijd bijstaat. Hij is onzeker en heel snel afgeleid.
‘Wat stel je voor?’ vraag ik, ‘is het raadzaam om Tijs te laten doubleren dit jaar?’
Ze kijkt me verbaasd aan. Had deze vraag van een ouder niet verwacht, want ouders zien hun kind uiteraard niet graag doubleren. Maar… de meeste ouders zitten niet met zo’n schuldgevoel, dat het afgelopen jaar alleen maar gegroeid is. Ik heb mijn kind in groep 3 zien veranderen in een stil mannetje. Ik zie de pijn in zijn ogen wanneer een cijfer weer veel lager uitvalt dan hij had gedacht. Ik voel zijn verdriet als hij zich vol enthousiasme in nieuwe leerstof vastbijt, maar dan toch weer heel snel de draad kwijt is. Ik voel zijn onmacht om alle informatie maar in dat overvolle koppie te krijgen. Wat heb ik het afgelopen jaar vaak tegen mijn man gezegd dat we Tijs in groep 2 nog een jaar hadden moeten laten kleuteren.
Juf is duidelijk. Tijs gaat met zijn hakken over de sloot over naar groep 4. De basis voor alle vakken wordt in groep 4 meegegeven. Als de basis van de lesstof van groep 4 begrepen wordt, dan zal Tijs de rest van zijn basisschooltijd redelijk door kunnen komen. Dus doubleren, als dat nodig is, kunnen we beter in groep 4 doen. Aan de ene kant ben ik blij dat hij over gaat. Aan de andere kant besef ik dat we een probleem aan het verschuiven zijn naar volgend jaar.
Op een vrijdag komt Tijs thuis van de NSO. Ik weet dat zijn rapport in zijn luizentas zit. Ik heb me voorgenomen om te wachten tot hij er mee komt. Hij is stiller dan anders. Ik vraag of er iets is.
‘ik ben gewoon moe, mama.’ En daar kan ik het voorlopig mee doen. Onder het eten vraagt mijn man hoe het op school was en of er nog iets bijzonders gebeurd was. Hij schudt zijn hoofd. We weten toch ook wel dat het saai is op school?
‘Volgens mij zit jouw lunchtrommeltje nog in je tas. Na het eten zal ik die meteen uit je tas halen.’
Ik zie een lichte paniek in de ogen van mijn zoon. Want in die tas zal ik niet alleen zijn lunchtrommeltje vinden.
‘O ja, er is toch wel iets gebeurd vandaag op school. Ik heb mijn rapport gekregen. Helemaal vergeten!’ Schoorvoetend gaat Tijs naar de gang en blijft erg lang weg. Ik vind het heel erg dat hij bang is om zijn rapport te laten zien. Hij zou beter moeten weten…
‘Het is niet goed’ zegt hij met een trillende lip, wanneer hij het rapport aan mijn man overhandigt. Ik trek hem bij me op schoot en met zijn drieën lezen we het rapport.
De cijfers die in het eindrapport staan komen voor ons niet als een verrassing. We zien veel onvoldoendes en zwakjes. De cijfers worden gelukkig iets opgehaald door lichamelijke beweging en sociale vaardigheden. Dat is allemaal goed.
We concentreren ons op de goedjes en de voldoendes. Schrijven is van onvoldoende naar matig gegaan. Schrijftherapie heeft dus wel wat effect gehad. We geven Tijs een compliment hier voor. We kijken even niet naar alle onvoldoendes.
Voor ons kind ziet het leven er weer iets zonniger uit. Hij is opgelucht dat we geen donderpreek houden. Maar lieve kind, hoe kunnen we boos zijn op jou terwijl we weten dat het niet aan je inzet en concentratie ligt?
Bij mijn man en mij wordt de donkere wolk die boven ons hoofd hangt alleen maar groter. We maken ons zorgen. Weten niet wat er aan de hand is. Hebben het gevoel dat we ons kind daarom ook niet goed kunnen helpen. ’s Avonds hebben we een lang gesprek. We spreken af dat we aankomend schooljaar, als dat nodig is, Tijs laten testen. Waarop? Dat weten we nog niet, maar we willen weten wat er aan de hand is, zodat we ons kind zo goed mogelijk kunnen begeleiden.