Tijs heeft het naar zijn zin in de nieuwe groep. Hij vindt het wel prettig dat de leerstof hem bekend voorkomt en dat het allemaal iets makkelijker gaat. Hij haalt hogere cijfers en dat doet hem zichtbaar goed. Ook de extra hulp van de beelddenkjuf geeft hem meer houvast met sommen, klokkijken en spelling.
Dan word ik op een dag gebeld door de beelddenkjuf. Ze wil me de rekentoets van Tijs laten zien en daar over praten. Hij heeft de toets behoorlijk verknald.
De rekentoets ligt voor haar op tafel. De beelddenkjuf heeft geprobeerd de antwoorden van Tijs te analyseren. Bij een aantal opgaven heeft hij de cijfers omgedraaid. Bij de plus- en minsommen heeft hij soms, doordat hij of afgeleid was of door gemakzucht, de plussen en minnen door elkaar gehaald. Maar dan begrijp ik wat juf bedoelt. Bij alle sommen waar een gezellig plaatje de vragen moeten opleuken staan antwoorden die kant nog wal raken. Er staat zelfs ergens in het priegel handschrift van Tijs dat de vraag niet klopt! Het moet niet gekker worden..
Ik kijk juf aan, een groot vraagteken staat te lezen op mijn gezicht.
‘Ik snap er ook niets van!’ zeg ik.
Juf haalt Tijs uit de klas, want zij wil weten wat er in dat koppie van hem omging toen hij de sommen moest maken. Wanneer Tijs bij ons zit en de juf vraagt of hij kan uitleggen waarom de vraag niet klopt, is Tijs heel stellig: ‘Dit plaatje hoort er toch niet bij? Er staan geiten op het plaatje. Vier geiten. Kijk maar’.
Ik lees ondertussen de opdracht door en dan snap ik wat mijn kind bedoelt. De som gaat niet over geiten maar over koeien.
‘En dan nog iets. Deze geit heeft maar drie poten, zie je dat?’
Ik kijk nog eens goed naar de afbeelding en het lijkt inderdaad of de achterste geit maar drie poten heeft. Terwijl mijn kind zich had moeten concentreren op de sommen, werd hij alleen maar afgeleid door een plaatje dat niet klopte. De sommen zijn vergeten.
Wanneer de juf de afbeelding bedekt, concentreert Tijs zich op de koeien opdracht.
‘Er blijven vijf koeien over’, zegt hij. Het antwoord klopt.
Hij sputtert nog tegen: ‘Dan hadden er toch vijf koeien op het plaatje moeten staan?’
De andere sommen, met plaatjes, hebben hetzelfde effect op Tijs. Hij is zo afgeleid door de afbeeldingen, dat hij de som die erbij hoort maar moeilijk kan maken.
Tijs gaat terug naar de klas.
‘Voor Tijs dus geen gezellige, opgeleukte rekentoets meer,’ zegt Beelddenkjuf.
‘We gaan in het vervolg zoveel mogelijk plaatjes afplakken voor hem, zodat hij minder afgeleid kan worden.’
Wanneer ik naar huis ga, loop ik nog even langs het lokaal van Tijs. Hij zit geconcentreerd, met zijn tong uit zijn mond, te schrijven. Voelt hij dat ik sta te kijken? Opeens draait hij zijn hoofd naar het raampje, ziet me staan en zwaait met een brede grijns naar me. Ik steek mijn duim omhoog en geef hem een luchtkus. Hij komt er wel. Die zoon van ons. Met de extra hulp van school en wij die hem in de gaten houden, gaat hij zijn talenten echt wel ontwikkelen. Is het niet rechtsom, dan wel linksom.