In maart 2013 word ik gebeld door de Interne Begeleider van school. Of ik binnenkort tijd heb om met haar de vooruitgang van Tijs te evalueren.
Een week later zit ik in het ‘beladen’ kamertje waar we een jaar eerder de uitslag van de WISC- III test te horen kregen. Een kamertje waar, voor mij, geen goede herinneringen aan zitten. De hitte die een jaar eerder in deze kamer hing is verdreven; het is er nu fris. Ik voel dat het niet alleen om een evaluatie gaat.
De Interne Begeleider pakt haar paperassen. Tja; Tijs heeft al een dik dossier.
Tijs loopt op dit moment goed mee met de lessen. Dat kan natuurlijk omdat hij de stof vorig jaar al gehad heeft, tempert de Interne Begeleider direct mijn enthousiasme. In groep vijf wordt het spannend, want dan is de leerstof allemaal nieuw. Waar ze zich zorgen om maakt is dat Tijs nog steeds veel extra hulp en aandacht nodig heeft voor begrijpend lezen en rekenen. Dit wordt nu voor een groot deel opgevangen door de Beelddenkjuf. Maar aankomend schooljaar zullen er wat organisatorische veranderingen op school komen, waardoor Beelddenkjuf geen tijd meer zal hebben om Tijs extra hulp te kunnen bieden.
Ik schrik enorm. Net nu alles zo goed loopt en Tijs plezier heeft in school ben ik bang dat hij in groep vijf (het jaar van de waarheid of hij de nieuwe stof aankan) weer zal verzuipen!
En nu?
School kan een aanvraag doen bij het ZAT (Zorgadviesteam) om van deze organisatie een begeleider voor Tijs aan te vragen. Alleen is de kans niet zo groot dat de aanvraag goed gekeurd gaat worden in verband met subsidies. Het ZAT moet dan echt de noodzaak inzien om Tijs extra hulp te bieden.
‘Hoezo zouden ze de noodzaak van extra hulp niet inzien?’ reageer ik fel.
‘Jullie zien toch ook dat rekenen, klokkijken en dictee via de Ik Leer Anders methode veel beter gaat?’
De Interne Begeleider legt uit dat het probleem kan zitten in het beelddenken. Beeldddenken is nog niet wetenschappelijk bewezen en veel onderwijsinstellingen weten hier nog weinig van af.
Mijn mond valt open. Een Zorgadviesteam geeft advies aan scholen en zou dus juist als eerste op de hoogte moeten zijn van Beelddenken. Ik begrijp direct dat we mazzel moeten hebben wie de aanvraag behandelt. Als deze persoon iets weet van Beelddenken of er open voor staat hebben we een kans om extra hulp te krijgen. Ik vind het bizar en ben behoorlijk van slag.
‘Hoe gaat het dan in zijn werk? Komt die beoordelaar op school langs om Tijs te observeren? Krijgt Tijs weer een test? Een test om te kijken of hij zwaar genoeg gevonden wordt voor extra hulp?’
Dan neemt de Interne Begeleider een besluit. Ze vraagt aan mij of ik het gesprek met het Zorgadviesteam aan zou willen gaan. Een goed besluit, want ik ben in alle staten en zal degene die tegenover me zit met alles wat ik in me heb proberen te overtuigen van de noodzaak voor extra hulp.
Een maand later zit ik met een map vol informatie over beelddenken tegenover een medewerkster van het ZAT. Vol vuur begin ik te vertellen waarom mijn kind extra hulp nodig heeft. Waarom zij geld uit hun potje moeten halen zodat mijn kind op het reguliere basisonderwijs kan blijven. Ik merk aan haar reacties dat ze niet veel weet over beelddenken. Ook kan ik niet inschatten of ze hier positief instaat.
Wanneer ik na drie kwartier weer thuis ben heb ik de rest van de dag geen energie meer. Ik heb alles gegeven en hoop dat het genoeg is voor de extra hulp die mijn kind zo nodig heeft.
Een paar weken later krijg ik het verlossende bericht: Het ZAT zal Tijs een begeleider toewijzen voor extra hulp met rekenen. Voor de zomervakantie zullen wij kennis gaan maken met deze begeleider.
Mijn map over beelddenken ligt nog steeds in een hoekje op de eettafel. Deze zal weer meegaan met het kennismakingsgesprek. Ik ben er helemaal klaar voor!