Nieuwsbegrip (groep 5-2013/2014)

nieuwsbegrip2

In groep 5 krijgt Tijs, na twee jaar, een nieuwe juf. Ze is pittig, duidelijk en zakelijk naar de ouders toe. Eigenschappen die mij wel liggen en waar ik mee kan omgaan.

Na een paar weken spreek ik met juf af. Ik wil met haar doornemen hoe we Tijs gaan begeleiden dit jaar en ik wil weten welke informatie en tips over Beelddenken aan haar zijn overgedragen door de juffen uit groep 4. Ik kom er al snel achter dat ze wel op de hoogte is dat Tijs een Beelddenker is, maar wat ze daar verder mee kan? Een groot vraagteken hangt boven haar hoofd en het digi bord. Ik ben teleurgesteld in de overdracht die dus maar half heeft plaats gevonden. Ik voel me op dat moment een dwerg die de reus probeert te verslaan. Weer steek ik mijn verhaal af en geef juf een aantal tips die kunnen helpen om de aandacht van Tijs bij de les te houden: Zet Tijs het liefst achterin met zijn rug tegen de muur of kast, zodat er niets achter hem gebeurd waardoor hij afgeleid kan worden. Vertel wat je in de les gaat bespreken; het totaal plaatje (Topdown leren), zodat Tijs zich hierop kan focussen en zijn gedachten niet alle kanten opspringen behalve de juiste kant. Vertel Tijs één opdracht tegelijk en niet drie. Schrijf ze anders op het bord. Juf luistert en maakt aantekeningen.

Ik weet dat Nieuwsbegrip, naast het rekenen, moeilijk is voor Tijs. Rekenen zal opgevangen worden door extra lessen van meester Piet. Ik vraag of ik mijn kind kan helpen met Nieuwsbegrip.

We spreken af dat we thuis de opdrachten doen van nieuwsbegrip, zodat Tijs dit niet meer alleen hoeft te doen achter de computer op school.

‘Leuk’, denk in naïef. Ik ben namelijk gek op taal en lezen. En hoop de teksten en vraagstellingen te kunnen uitleggen aan mijn kind.

We zitten samen achter de laptop. Tijs chagrijnig; zijn hele lichaam straalt grote tegenzin uit. Het onderwerp is: sprookjes.

‘Ik vind sprookjes stom,’ is direct de mening van Tijs. Dat weet ik. Vroeger vond hij het veel leuker wanneer ik Jip en Janneke voorlas in plaats van Sneeuwwitje. Dat vond ie maar saai en stom.

Mijn zoon probeert me eerst te paaien en hoopt dat ik de tekst hardop ga voorlezen. Maar zo makkelijk komt hij er niet vanaf. We spreken af dat hij de eerste helft van de tekst leest en ik de andere helft. Zuchtend en met monotone stem begint hij hardop te lezen. Hij leest, maar ik vraag me oprecht af of hij weet wát hij leest. Wanneer het mijn beurt is om te voor te dragen, vraag ik Tijs of hij mij kan vertellen wat hij zojuist nou eigenlijk gelezen heeft.

‘Jaaaa, maar dat hebben we niet afgesproken!’ zegt hij kwaad. Ik laat het erbij en begin aan het tweede gedeelte van het verhaal.

Vraag één lijkt me een makkelijke: wat voor tekst is dit?

  1. Een informatieve tekst
  2. Een verhaal
  3. Een mening
  4. Een interview

In het kader boven de tekst staat dik gedrukt:  deze tekst is een weettekst. Dit noem je ook wel een informatieve tekst.

Voordat ik het weet heeft Tijs al op antwoord B gedrukt. En uiteraard is dit antwoord fout.

‘Waarom druk je zo snel en denk je niet eerst even na?’ vraag ik.

‘Een sprookje is toch een verhaal?’

‘Er wordt toch geen sprookje verteld? Ze geven toch informatie over wat een sprookje is?  Kijk, het staat hier zelfs heel dik gedrukt.’ Met alle geduld probeer ik mijn kind uit te leggen dat je bij elke vraag de tekst die daar op betrekking heeft het beste nog een keer terug kunt lezen. Alle antwoorden staan in de tekst. We lezen, herlezen en in goed overleg beantwoordt Tijs veel vragen goed. Dan zijn we bij de laatste vraag aanbeland: ‘Waarom lezen kinderen en volwassenen sprookjes?’

  1. Omdat sprookjes leerzaam zijn
  2. Omdat het leuk is om sprookjes te lezen
  3. Omdat sprookjes echt gebeurde verhalen zijn
  4. Omdat sprookjes alleen bedoeld zijn voor kinderen.

(er zijn meerdere antwoorden goed)

Tijs weet direct het antwoord: A en D. De computer geeft aan dat A goed is.

‘Oh, dan is het C,’zegt hij en klikt daar op.

‘Huh?’zegt ie,’wat is dan het goede antwoord?’

‘Er blijft nog één antwoord over Tijs’, zeg ik. Hij leest de zin die over is hardop voor: ‘Omdat het leuk is om sprookjes te lezen.’ Dan dringt de betekenis van de zin tot hem door. Hij schuift zijn stoel naar achteren en roept boos: ‘Het is helemaal niet leuk om te lezen en sprookjes al helemaal niet. Dus het klopt niet!’  Grote tranen, van onmacht en onbegrip, rollen over zijn wangen en voor het eerst begrijp ik waar hij mee worstelt. Hij interpreteert de vragen niet op een doorsnee manier. Zijn manier van denken is ‘anders’ dus fout in de ogen van de bedenker van deze test. Ik vind het ook niet eerlijk en begrijp de onmacht van Tijs. Hij vindt lezen niet leuk, dus dat antwoord is niet goed! Ik besef dat we nog in heel veel valkuilen terecht gaan komen en dat een goede aansluiting van het regulier basisonderwijs voor anders lerende kinderen voorlopig nog een sprookje is.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s